+ Therapieën
bij kinderen
“Leg de lat op jouw hoogte”
Problemen op school kunnen verschillende oorzaken hebben: uw kind is lange tijd afwezig geweest wegens ziekte, uw kind is zijn of haar interesse in het leren kwijt, het tempo in de klas ligt te hoog enz. Indien er sprake is van dergelijke hinder wordt hier op school de eerste aandacht aan geschonken. Indien deze ondersteuning onvoldoende blijkt te zijn, kan de stap gezet worden om vanuit eigen initiatief of na doorverwijzing (door bijvoorbeeld de klasleerkracht, de zorgcoördinator, het CLB …) contact op te nemen met de praktijk.
Vanuit logopedisch onderzoek zal het niveau waarop het kind de lees-, spelling- of rekenvaardigheden beheerst duidelijk worden en starten we vanaf hier om gradueel op te bouwen tot uw kind de draad weer kan opnemen.
Pas als de hinder die uw kind ervaart hardnekkig blijkt te zijn (het kind blijft moeilijkheden ervaren bij het leren), kan de logopedist in overleg met de school, CLB, externen … de beslissing overwegen een diagnose dyslexie en/of dyscalculie te stellen. In het eerste geval bij dyslexie gaat het om een leerstoornis waarbij het hardnekkig probleem zich situeert in het lezen en/of spellen terwijl dyscalculie een leerstoornis omtrent het rekenen omvat.
Indien nodig kan een IQ-onderzoek, aandachts- en concentratieonderzoek … aangeraden worden om de diagnose te onderbouwen of een eventuele andere oorzaak van de leerproblemen te identificeren.
Aangetoond is dat leerstoornissen een erfelijke factor bezitten en bij +/- 5% van de bevolking voorkomen. Gezien het stellen van een diagnose geen tijdelijke implicaties heeft en we ernaar streven personen met een leerstoornis alle kansen te willen bieden om het pad van hun gewenste studieloopbaan en werkleven te volgen, worden maatregelen op maat van de cliënt vastgelegd. In het geval van een leerling in de basis- of secundaire school, is dit telkens in overleg met de ouders en de betrokkenen op school.
De taal- en spraakontwikkeling verlopen standaard in verschillende, te observeren stadia en volgens een bepaald patroon. Bij sommige kinderen kunnen de spraak- en taalvaardigheden echter vertraagd of afwijkend ontwikkelen. De taalontwikkeling wordt opgedeeld in de taalvorm (verbuigingen, vervoegingen en zinsbouw), de taalinhoud (woordenschat) en het taalgebruik (hoe zeggen we iets en waarom?). De achterstand in de taalontwikkeling kan zich telkens in één of meerdere van deze domeinen manifesteren. Met behulp van logopedisch onderzoek brengen we in kaart welke domeinen een afwijkend ontwikkelingsverloop kennen en zo nodig logopedische interventie vereisen.
Indien opstart van logopedische therapie noodzakelijk blijkt, is er sprake van een achterstand. Pas indien, na een periode van intensieve therapie, blijkt dat de taalontwikkeling afwijkend verloopt kan er sprake zijn van een taalstoornis of dysfasie (TOS). Deze taalstoornis kan primair of secundair zijn, respectievelijk zonder aantoonbare oorzaak of ten gevolge van een verstandelijke handicap, een gehoorstoornis, een psychische stoornis enz.
Bovendien kan deze taalstoornis een invloed hebben op het leervermogen op school; zo kunnen kinderen met een taalstoornis hinder ondervinden bij het leren lezen, begrijpend lezen of rekenen.
Wat de spraakontwikkeling betreft maken we een onderscheid tussen fonologische en fonetische articulatiestoornissen. Fonologische articulatieproblemen vallen onder de categorie van de taalontwikkelingsstoornissen gezien deze gepaard gaan met de opbouw van woorden bestaande uit klanken die de kinderen wel afzonderlijk kunnen vormen. Het zijn daarentegen de woorden die in hun geheel anders gevormd worden dan we ze als volwassenen kennen. In de spraak van een jong kind komen verscheidene van wat we noemen ‘fonologische processen’ voor die de verstaanbaarheid kunnen onderdrukken. Denk maar aan ‘toel’ voor ‘stoel’, ‘toe’ voor ‘koe’, ‘jaam’ voor ‘raam’ enzoverder. Als het opgroeiende kind deze fonologische vereenvoudigingsprocessen blijft verderzetten of afwijkende processen in zijn of haar taalontwikkeling vertoont, dan spreken we over een fonologische stoornis.
Fonetische stoornissen daarentegen zijn verwant aan het motorische systeem van de articulatie. Denk maar aan het ‘lispelen’ of het ‘slissen’ zoals het in de volksmond wordt genoemd, het niet trillen van de tong bij het vormen van de ‘r’… Bij de fonetische articulatieproblemen gaat het, in tegenstelling tot de fonologische variant, wel om het geïsoleerd vormen van klanken zoals de tong die tussen de tanden komt bij het vormen van de ‘s’.
Dit onderscheid tussen fonologische en fonetische stoornissen gaat gepaard met een verschillend behandelingsbeleid binnen de logopedische praktijk. Bij de eerste variant wordt een duidelijke link gelegd met de taalontwikkeling terwijl de tweede variant een motorische aanpak vereist en wordt het kind begeleid naar bijvoorbeeld een correcte positie van de tong bij het vormen van de ‘s’.
In een ideale situatie streven we naar een evenwicht tussen alle spieren in en rond de mond: de kauwspieren, de tong, de lippen, de kinspieren enz. Toch kunnen één of meerdere spieren een disbalans vertonen en hun invloed uitoefenen op de ontwikkeling en de vorm van het gebit en de kaken. Aan de basis van deze disbalans kunnen afwijkende mondgewoonten liggen zoals duimzuigen, nagelbijten, mondademen, tandenknarsen enz. De afwijkende mondgewoonten gaan bovendien vaak gepaard met een fonetische articulatiestoornis waarbij dus een luikje articulatie tijdens het logopedisch traject aan bod komt.
Een verstoorde ontwikkeling of vorm van het gebit en de kaken kan opgemerkt worden door de tandarts, orthodontist of een andere zorgverlener waarna deze kan doorverwijzen naar een logopedist voor oromyofunctionele therapie. Deze behandelvorm is erop gericht de afwijkende mondgewoonten af te leren en het evenwicht tussen de mondspieren te herstellen. Naast het stimuleren van de orofaciale spieren staan gedragstherapeutische technieken (zoals beloningssystemen) in een speelse setting voorop gezien motivatie bij kinderen een belangrijke invloed heeft op het slagen van logopedische therapie.
Vanwege de kans op herval indien de afwijkende mondgewoonten niet afgeleerd worden, wordt logopedische interventie in deze gevallen alsmaar meer voorgeschreven door orthodontisten vooraleer een beugel geplaatst wordt. Gedurende het verloop van de logopedische therapie kan wel aangeraden worden een myobrace aan te schaffen. Dit gebeurt steeds in overleg met de behandelend tandarts of orthodontist.
6 tot 9% van de kinderen kunnen te kampen krijgen met een stemstoornis wat op jonge leeftijd als kinderdysfonie benoemd wordt. Aan de basis hiervan kunnen verschillende oorzaken liggen waarvoor een consultatie bij de NKO-arts steeds wordt aangeraden om een beeld van de stembanden te kunnen verkrijgen. De stem van uw kind kan bijvoorbeeld plots hees, schor, ruw of luchtig klinken, spreken kan door uw kind als vermoeiend ervaren worden, spreken kan aanleiding geven tot pijn in de keel of de hals …
Als logopedist bestaat mijn takenpakket eruit de manier van stemgeven van uw kind te identificeren en metingen van zijn of haar stemmogelijkheden uit te voeren. De logopedische interventie bestaat er dan uit aandacht te schenken aan een goede stemhygiëne, schadelijke gewoonten af te leren en goede gewoonten en juiste stemtechnieken aan te leren.
+ Daphné Bogaert
Ik voorzie begeleiding op maat voor iedereen. Samen zoeken we steeds naar de beste oplossing.
+ Therapieën
bij volwassenen
“Kijk hoe ver je bent gekomen, niet hoe ver je nog moet gaan”
‘Neurogene communicatiestoornissen’ is de verzamelnaam voor de aantasting van de communicatie ten gevolge van een niet-aangeboren hersenletsel of een progressief neurologische aandoening. Deze hinder die een persoon bij de communicatie kan ondervinden wordt onderverdeeld in drie grote categorieën: afasie, verbale apraxie en dysartrie.
Een niet-aangeboren hersenletsel ontstaat meestal door een beroerte (herseninfarct of -bloeding), een trauma door een ongeval of een hersentumor.
Indien een persoon, ten gevolge van dat letsel, problemen ondervindt bij het uiten, begrijpen, lezen en schrijven van gesproken en geschreven taal, spreken we over een afasie. Daarom valt afasie dan ook onder de categorie van de taalstoornissen.
Binnen de groep van de spraakstoornissen horen de verbale apraxie en dysartrie. Bij een verbale apraxie gaat het om een probleem bij het plannen van spierbewegingen noodzakelijk om te spreken.
Tot de groep van de progressieve neurologische aandoeningen behoren onder andere de ziekte van Parkinson, Huntington, Multiple Sclerose … waarbij de communicatie kan aangetast worden door een spraakstoornis. Op deze spraakstoornis wordt in de wereld van de logopedie het label ‘dysartrie’ geplakt. Zoals de term ‘spraakstoornis’ al weergeeft gaat het niet om een aantasting van de gesproken of geschreven taal maar ondervindt een persoon met een dysartrie hinder bij de motorische uitvoering van de bewegingen die nodig zijn voor de spraak. Onderdelen die hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn de ademhaling, de stemgeving, de resonantie, het spreektempo en de intonatie.
Naast een taal- en/of spraakstoornis kan een persoon met een progressief neurologische aandoening ook op andere vlakken neurologische uitvalsverschijnselen vertonen zoals motorische stoornissen (een verlamming van de rechterzijde van het lichaam of problemen met het evenwicht en verlammingsverschijnselen), slikstoornissen en denkproblemen (zoals problemen met concentratie, geheugen en probleemoplossend vermogen).
Nadat de correcte diagnose gesteld is, bestaat de taak van de logopediste eruit gerichte therapie op te starten en indien mogelijk de communicatie te herstellen of te ondersteunen. Gezien een neurogene communicatiestoornis de levenskwaliteit van een persoon ernstig kan aantasten, staat de communicatie tussen de patiënt en zijn/haar omgeving centraal. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, kan samen met de patiënt op zoek gegaan worden naar een alternatief communicatiemiddel.
Een slikstoornis of dysfagie kan in elke levensfase optreden. Een slikstoornis houdt in dat er hinder ervaren wordt bij het transport van vloeistoffen of vaste voeding van de mond naar de maag. Deze slikstoornis kan dan ook gevolgen hebben naar de levenskwaliteit toe waarbij de persoon hinder ervaart bij het sociaal contact. De slikstoornis kan het risico verhogen op malnutritie of beperkte voedingsinname, dehydratatie of uitdroging en tenslotte aspiratiepneumonie. Dit laatste gevolg houdt in dat de voedselbolus in plaats van naar de slokdarm, naar de luchtpijp getransporteerd wordt en bijgevolg een longontsteking kan veroorzaken.
Een slikstoornis kan veroorzaakt worden door het normale verouderingsproces, een hersenletsel t.g.v. een cerebrovasculair accident (CVA), beroerte, tumor of ongeval, een stoornis in het zenuwstelsel zoals bij de ziekte van Parkinson, amyotrofe lateraal sclerose (ALS) …, medicatie zoals neuroleptica, antidepressiva …, malformaties of ontwikkelingsstoornissen.
Als het klinisch onderzoek uitwijst dat er tekenen bestaan van een slikstoornis of het risico op aspiratie of verslikken verhoogd is, wordt de patiënt doorverwezen voor een instrumenteel onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de neus-keel-oor arts waarbij de structuren of de acties gevisualiseerd worden die tijdens een functioneel slikonderzoek niet opgemerkt kunnen worden.
Als besloten wordt om behandeling op te starten en de voedingsinname door middel van revalidatie- of compensatietechnieken veiliger te doen verlopen, komt de logopedische behandeling op gang. Door middel van
– Houdings- en of consistentieaanpassingen
– Aanleren van slikmanoeuvres
– Oefeningen om de spierkracht en de uithouding te verbeteren
– Prothesen
– Biofeedback
kan door een logopedist(e) de veiligheid van de slikfunctie en/of het bolustransport verbeterd worden. Naast bovengenoemde behandeltechnieken kan de logopedist(e) naar de diëtist(e) instructies geven in verband met de voedingsconsistentie. Bij patiënten met dysfagie wordt immers meestal gekozen om de consistentie van de voeding aan te passen naar een gladde massa of de vloeistoffen in te dikken. Op die manier vermindert het risico op negatieve gevolgen van de slikstoornis.
Personen die voor hun job of uit eigen interesse hun articulatie willen verzorgen, kunnen hiervoor terecht bij een logopediste. Deze articulatie kan immers vervormd worden door een bepaald dialect, een persoon kan dikwijls over zijn/haar verstaanbaarheid aangesproken worden vanuit de omgeving, een student(e) logopedie kan vanuit de opleiding doorverwezen worden logopedie te volgen in functie van het efficiënt kunnen verder zetten van de opleiding …
Na een articulatieonderzoek, wordt in onderling overleg een behandelingsplan opgemaakt waarbij aandacht kan besteed worden aan de horizontaliteit en verticaliteit van de spraak, de pittigheid ervan, de draagkracht van de stem, de correcte intonatie toepassen …
Indien u hier nog meer vragen en/of opmerkingen over zou hebben, aarzel dan niet contact met mij op te nemen.
‘form follows the function’
Naast kinderen kunnen ook volwassenen door de tandarts, orthodontist, kaakchirurg … te horen krijgen dat ze een infantiel slikpatroon toepassen. Dit foutieve slikpatroon gaat dikwijls gepaard met afwijkende mondgewoonten als nagelbijten, kaakklemmen, mondademen, liplikken enz. In onderling overleg met de doorverwijzer wordt oromyofunctionele therapie (OMFT) opgestart waarbij het evenwicht tussen de spieren in het gelaat en de hals hersteld wordt. Bij volwassenen wordt hiervoor vaak samen gewerkt met een kinesist en/of osteopaat.
Stemproblemen kunnen op elke leeftijd voorkomen. Het begrip ‘stemprobleem’ is echter vrij vaag; dit kan gaan van een schorre, hese stem naar een gespannen stem, een piepende stem … Hoewel de oorzaken van de stemklachten erg uiteenlopend zijn, maken we toch een onderscheid tussen organische en functionele stemstoornissen. Bij organische stemstoornissen (zoals stembandknobbels) ligt een afwijking aan het stemapparaat zelf aan de basis. Een functionele stemklacht daarentegen ontstaat omwille van verkeerd stemgebruik zoals gedurende lange tijd te hoog of te luid gepraat te hebben.
Om dit onderscheid te maken is een consultatie bij de NKO-arts aangewezen zodat de anatomie en de functie van de stembanden gecontroleerd kunnen worden. Indien noodzakelijk blijkt uit dit onderzoek, kan deze arts logopedische therapie voorschrijven. Binnen deze therapie ligt de nadruk dan op het in evenwicht brengen van alle elementen die een natuurlijke stemgeving creëren: houding, ademhaling, articulatie, resonantie en tenslotte stemplooitrilling.
Als mimetherapeut begeleid ik individuen die te maken hebben gekregen met een perifere aangezichtsverlamming (facialisparese). Deze aandoening kan een invloed hebben op de spraak, het eten en drinken, de traanproductie en het zicht maar het meest zichtbaar is de verandering in gelaatsuitdrukking. Het meest opvallend is namelijk de asymmetrie in het gelaat en de gestoorde beweging van de aangezichtsspieren (wenkbrauwen, ogen, lippen en hals). Naast deze verstoorde functies mogen we de invloed van de aandoening op het psychosociale luik (kwaliteit van leven en effect op sociale leven) niet uit het oog verliezen.
Het merendeel van de patiënten met een facialisparese wordt naar de logopedist(e) doorverwezen door de NKO-arts of de neuroloog. Indien u echter symptomen van een facialisparese bij uzelf opmerkt, aarzel dan zeker niet contact op te nemen.
Tijdens de logopedische therapie streven we ernaar meer controle te krijgen over de bewegingen van de aangezichtsspieren maar ook tips en adviezen kunnen verleend worden naar de functies toe zoals eten en drinken. Het uiteindelijke doel is immers meer symmetrie, zowel in rust als tijdens beweging, te creëren.
De oorzaak van overmatig boeren, waar individuen hinder van kunnen ervaren, zou kunnen gezocht worden in de diagnoses supragastrisch boeren of aerofagie. Naar de logopedist(e) kan je hiervoor doorverwezen worden door de huisarts, de gastro-enteroloog, de osteopaat … maar ook op eigen initiatief kan je je aanmelden in de praktijk. Samen zoeken we naar manieren om het overmatig boeren weer onder controle te krijgen. Eventuele samenwerking met de psycholoog, osteopaat, diëtist (voedingsadvies) kan aangeraden zijn.